De bewoners van het wevershuisje

150 jaar geleden waren er in Doezum, uitgezonderd de boerderijen, geen andere huizen dan het wevershuisje. Hier leefden de mensen met gezinnen van soms 5 tot 12 kinderen! De gezinnen uit het wevershuisje waren ook nog gelukkig, omdat zij een echt huis hadden en dat hadden de meeste heidebewoners niet. Het huisje is zo laag dat je er niet rechtop in kunt staan. Langs het wevershuis je liep het kerkenpad dat ongeveer een kilometer lang was en uitkwam in Duisterburen. Men denkt dat hier vroeger nog een dorp heeft gelegen, maar dat weet men niet zeker.Het wevershuisje ligt aan de Eesterweg te Doezum. Het huisje stamt uit de 18e eeuw. Het werd eerst bewoond door Berend Rietmeijer, hij werd in 1811 geboren te Niebert, hij overleed in 1874 te Grootegast. Hij woonde samen met Antje Kooistra, zij werd in 1815 geboren te Grootegast en overleed in 1874 te Grootegast. Berend Rietmeijer was linnenwever van beroep, hier komt de naam wevershuisje vandaan. Daarna werd het wevershuisje bewoond door Wiemer Folkertsma, hij werd geboren in 1853 te Grootegast en overleed in 1922 te Grootegast. Wiemer Folkertsma was vrachtschipper van beroep. Hij was getrouwd met Jantje Rietmeijer, zij was geboren in 1856 te Grootegast en overleed in 1882 te Grootegast. Daarna trouwde Wiemer met Wietske Duursma. De periode hierna werd het wevershuisje bewoond door Johannes Folkertsma, geboren in 1877 te Grootegast en hij overleed in 1944 te Grootegast. Zijn echtgenote was Wietske Broersma, geboren in 1882 te Opende en ze overleed in 1954 te Grootegast. In de tijd hierna is het wevershuisje een hele tijd niet meer bewoond en in 1983 is het wevershuisje afgebroken. Het wevershuisje is weer herbouwd en is nu eigendom van de familie Folkertsma.

De beroepen van de bewoners van het wevershuisje

De eerste bewoner van het wevershuisje, Berend Rietmeijer, was, zoals ik hiervoor al had aangegeven, linnenwever van beroep. De naam wevershuisje is hier ook vanaf geleid, maar wat hield linnenwever nou precies in? Linnen is gemaakt uit vlasvezels. Wie het eerst ontdekt heeft, dat vlasstengels bijzonder sterke vezels bevatten, is onbekend. De man heeft in elk geval zeer lang geleden geleefd, want linnen is al vele duizenden jaren bekend. De Egyptenaren weefden deze stof al eeuwen voordat ze over de bouw van piramides gingen denken. Vlasvezels zijn van nature lichtbruin van kleur. Ze kunnen echter in alle mogelijke tinten worden gekleurd of door middel van bleekstoffen zuiver wit worden gemaakt. De eerste stap in het fabricageproces van linnen is het afsnijden van de vlasstengels en het weken ervan in water of in één of andere chemische stof. Door deze behandeling worden de vezels gescheiden van de rest van de vlasstengel. Na het weken van de vlasstengel worden de vezels recht en plat gemaakt, waarna ze tot draden worden gesponnen. Stof, die van linnen draden geweven wordt, kan zowel fijn en licht zijn als zeer grof en zwaar. Er kunnen bijvoorbeeld zeer fijne dames zakdoekjes van geweven worden, maar ook zware, dikke zeilen. Linnen is vooral sterk als het nat is. Het fijnste linnen wordt daarom in natte toestand gesponnen en soms wordt linnen zelfs in een vochtige omgeving geweven om te voorkomen dat de draden breken. De tweede bewoner van het wevershuisje was Wiemer Folkertsma, hij was vrachtschipper van beroep. De derde bewoner van het wevershuisje, Johannes Folkertsma, was evenals zijn vader schipper van beroep.